Geschiedenis van het fonds
In februari 1960 schreef W.S. Unger aan prof.dr. I.J. Brugmans, de toenmalige directeur van het Nederlandsch Economisch Historisch Archief (NEHA) dat hij eens wilde spreken over een testamentaire beschikking ten behoeve van een fonds voor de economische geschiedenis. Nadat Unger op 23 maart 1963 plotseling overleden was, werd op 9 maart 1966 door zijn weduwe, Elsa Unger-Van Brero, bij testament de Stichting Unger-Van Brero Fonds aangewezen als enige erfgenaam.
Het doel van de stichting werd in het testament omschreven als ‘de bevordering van de beoefening der sociaal-economische geschiedenis’. De Raad van Bestuur van de stichting vergaderde voor het eerst op 24 februari 1970. Spoedig werden de bijdragen aan de drukkosten van een proefschrift een belangrijke component van de uitgaven van het fonds.
Het vermogen van de stichting wordt duurzaam belegd conform ESG-normen (beleggingen op basis van milieu-, sociaal en governancebeleid). Met de beleggingsopbrengsten worden de activiteiten van de stichting medegefinancierd.
Zie verder:
• Ad van den Oord, W.S. Unger (1889-1963). Een eigengereid economisch historicus (Den Haag 1996)
• Ad van den Noord, Van energiek marxist tot vroegrijpe brombeer. De ‘Werdegang’ van de jonge Unger
• advandenoord.nl – publicaties
Subsidiebeleid
De nadruk ligt op het toekennen van bijdragen aan de drukkosten van een proefschrift op het terrein van de economische geschiedenis, de historische demografie en de sociale geschiedenis, daaronder begrepen onder meer de koloniale geschiedenis, de landbouwgeschiedenis en de vrouwengeschiedenis voor zover die naar het oordeel van het bestuur voor de sociaal-economische geschiedenis van belang is.
Daarnaast is het Unger-van Brero Fonds betrokken bij bijzondere leerstoelen op het terrein van de sociaal-economische geschiedenis.
Bovendien is een beperkt budget beschikbaar ten behoeve van wetenschappelijk congressen en workshops op het gebied van de sociale en economische geschiedenis.
Tenslotte subsidieert het fonds abonnementen van promovendi en postdocs op het Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis/ The Low Countries Journal of Social and Economic History. Dit gebeurt via het N.W. Posthumus Instituut, de onderzoekschool op het terrein van de economische en sociale geschiedenis.
Aanvraagprocedure
De aanvraag voor subsidie bestaat uit een brief aan het bestuur waarin met redenen omkleed het verzoek om subsidie wordt gedaan. Voorts is het dienstig aan te geven wie de promotor is, wanneer het proefschrift is goedgekeurd, een samenvatting en inhoudsopgave van het boek, en een geautoriseerde begroting van de uitgever waaruit blijkt wat de productiekosten zijn, wat de winkelprijs is en wat de oplage is.
E-mail de brief, met de bijlagen, naar de secretaris van het bestuur.
Toekenning
Het bestuur besluit zo snel mogelijk, meestal binnen drie maanden. De mogelijkheid bestaat dat de aanvrage wordt afgewezen, bijvoorbeeld omdat (steeds naar het oordeel van het bestuur) de aard van de subsidie niet past (in de regel wordt uitvoerend onderzoek niet gesubsidieerd, reizen en congressen evenmin), omdat het thema te ver van het centrale werkgebied van het fonds ligt, en/of omdat de middelen tekort schieten. De toekenningsbrief bevat details over de voorwaarden waaronder het subsidie wordt toegekend.
Samenwerking met de Stichting NEHA
Het bestuur van het Unger van Brero Fonds bestaat per 1 september 2010 uit dezelfde personen als het bestuur van de Stichting Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief (NEHA). Coördinatie en wederzijdse versterking van activiteiten met betrekking tot de economische geschiedenis wordt nagestreefd. De stichtingen – ieder met eigen doelstellingen en middelen – zijn statutair verder geheel onafhankelijk van elkaar.